In Leviticus 23:15-22 staat dat Pinksteren vijftig dagen na Pesach gehouden moest worden. De Israëlieten dienden dan nieuwe offers te brengen. De gedenkdag heette ook het feest der eerstelingen of Sjavoeot: de eerste vruchten van de oogst en het nieuwe vee moesten aan de Heere gegeven worden. Het feest wijst in de uitleg van de rabbijnen ook naar het feit dat God de Tien Geboden op de berg Sinaï heeft gegeven, vijftig dagen na de uittocht uit Egypte.

Na Jezus’ dood verwachtte niemand nog iets van de leerlingen. Ze waren nog maar een klein, onbetekenend groepje. Ze voelden zich als verloren wezen van hun Meester. Maar in plaats daarvan vond er een onverwachte en verbluffende gebeurtenis plaats. De mensen waren verbaasd en zeiden: “Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden” (Hand. 2, 11).
De Kerk die op Pinksteren werd geboren, is een wonderlijke gemeenschap. Gods kracht bracht haar tot stand. Een nieuwe boodschap, de verrijzenis van Christus, wordt verkondigd. En dit in een nieuwe taal. Het is de universele taal van de liefde. De leerlingen, getooid met kracht van bovenaf, hebben nu de moed om te spreken. Enkele minuten voordien waren ze nog allemaal angstig. Maar nu hebben ze de moed om op een onbevangen manier te spreken. En dit vanuit de vrijheid van de Heilige Geest.

Dat we gedragen door Gods Geest met dezelfde kracht en liefde voor Jezus het evangelie van onze Heiland door mogen geven. Dat mensen zich zullen verwonderen dat Jezus niet dood is maar leeft!!

Fijne Pinksterdagen,